Vol spanning lig ik in de stoel. Een vreemde gele bril bedekt
een derde van mijn gelaat. De tl-verlichting boven me schijnt zoals altijd fel.
Vier handen houden zich bezig met het in positie houden van allerlei spuitende,
draaiende en zuigende apparaten in mijn mond. Deze fixatie op één tand is voor
mij nieuw. Het is de allereerste keer dat er in mijn mond een gaatje wordt
gevuld.
“Heb je vorige week nog gebarbecued?”
Even twijfel ik of deze vraag aan mij gericht is. Heeft de
tandarts een stukje vlees gevonden?
“Ja, met de hele buurt”, antwoordt de assistente, “op onze
kleine barbecue”. Ze klinkt lichtelijk nerveus.
Raakt ze een zenuw? Ik word er zenuwachtig van.
“Past dat wel? Ken je veel van je buren?”
De tandarts kijkt me lijnrecht aan. Zijn hoofd hangt nog
geen twintig centimeter boven mijn hoofd. Even wil ik antwoorden dat ik niet
bij de buurtbarbecue van de tandartsassistente ben geweest, maar dan zegt de
tandartsassistente:
“Nou, er waren ook weer niet zoveel mensen. Inmiddels ken ik
best wel wat buren. Onze buurvrouw is een oud-klasgenoot van me.”
De tandarts humt instemmend.
Zou de ingreep met deze hum succesvol afgerond zijn?
“Hoe is het met Esther?”, vraagt de assistente.
Nee dus.
“Ja, goed.”
Een nieuw apparaat wordt in mijn mond gestopt.
De tandarts vervolgt: “Ze vindt het zo langzamerhand wel zwaar
worden.”
Hij wisselt van gereedschap.
“Over één week gaat ze met verlof.”
Ik hoop voor deze Esther dat deze in wit gestoken man tijdens
het puffen niet aan de vroedvrouw vraagt naar haar barbecue-ervaringen.
“Haar verlof kon niet een week vervroegd worden, want dan
ontstonden er gaten in de werkroosters die vervolgens niet gevuld konden worden.”
Tandartsenhumor.
Bij het afscheid vraag ik me af of ik officieel mag
refereren aan de buurtbarbecue en de zwangerschap. Waarschijnlijk niet, want ik
lag daar als patiënt met permissie verdoofd te zijn en het is sociaal
onwenselijk als ik ga stoken in wat privé is. Maar misschien ook wel, want ondanks
de verdoving heb ik meegenoten van alle koetjes en kalfjes die op de barbecue aanbranden en de bloemetjes en
bijtjes die de zwangerschapsperikelen veroorzaakt hebben.
Mijn aandeel in dit sociale gebeuren is het met open mond
vol tanden liggen. Ik besluit dat zo te houden. Dit keuvelende stel heeft toch maar
eens bewezen dat het spreekwoord “praatjes vullen geen gaatjes” niet langer
standhoudt. Ik bedank hen en stap op.