Op een zonnige namiddag ondernemen Lydia en ik met onze
dochter een tochtje naar de plaatselijke supermarkt. Vanavond gaan we Surinaamse
roti eten; de rotiplaten uit Paramaribo heb ik al uit de diepvries gehaald.
Alle ingrediënten hebben we in huis, maar de kruimige aardappelen missen nog.
Aangekomen op het plein voor de ingang van de Albert Heijn,
zien we een bejaarde man in een opvallende rode jas cruisen op zijn rollator. Cruisen,
want het ziet er opvallend relaxt uit. Tenminste, het ziet er gedurende één nanoseconde
relaxt uit. De man met onverzorgde baard hangt steeds meer naar achteren alsof
hij een slechte act uitvoert. Eerst zit hij nog in de zithouding, maar steeds
meer verdwijnt de bejaarde in een liggende positie alsof hij op een strandstoel
op een uitgestrekt strand de zon aan het aanbidden is. In ieder geval vangt zijn kalende hoofd volop zonnestralen.
Rollators zijn voor de oudere medemens bedoeld om even op
uit te rusten na bijvoorbeeld een bezoekje aan de supermarkt. De man zijn
gevoel van veiligheid wordt hard weggevaagd door het ontbreken van een leuning.
Zijn ogen stralen iets uit tussen angst en verwarring.
De man hangt inmiddels zover naar achter dat Lydia en ik
elkaar met grote ogen aankijken. Vragen als ‘zien we dit goed?’ en ‘gaat het
met deze man wel goed?’ schieten door ons heen. Het overige winkelend publiek is
op te delen in drie categorieën: een deel doet alsof zij niks ziet, een deel kijkt
vermakelijk naar dit in hun ogen stukje entertainment en een deel blijft steken
in het verstijfd staan kijken hoe dit afloopt.
De man heeft zijn armen naar voren gericht, zodat hij zijn
lichaam ternauwernood in balans houdt. Hij zakt echter steeds meer naar
achteren. Lydia grijpt in en pakt de man bij zijn onderarm.
‘Gaat het goed?’, vraagt Lydia de verwarde man resoluut.
‘Nou…’ ,stamelt de man wat, ‘nee.’
Omstanders kijken toe hoe Lydia als reddende engel handelt. De
man in zijn leren jas van Hufterproof komt tot mijn verbazing nog steeds niet aangesneld.
Lydia houdt aan: ‘Zal ik een ambulance bellen?’
Olijk kijkt de man haar aan. Meent ze het echt? ‘Nee, hoor,
dat hoeft niet’.
‘Echt niet?’
‘Nee’, zegt de man nu bedaard. Hij zit weer vertrouwd op
zijn plek. Zijn eigen risico zit er vast al doorheen.
We lopen verdwaasd richting de ingang van de supermarkt en
draaien ons nog één keer om. De man pakt een pakje sigaretten uit zijn
binnenzak en steekt er één op. Deze week hoorde ik iemand zeggen over zijn
generatie: “Ach, daar kan hij ook niks aan doen, want die hele generatie is van
kindsbeen af aan verslaafd gemaakt aan sigaretten.”
Ik pak m’n telefoon en realiseer me dat iedere generatie
inderdaad z’n eigen verslaving heeft. Op een dag balanceer ik ook op het puntje
van mijn rollator. En nadat een uitgestoken hand van een hufterproofe medemens mij
van de ondergang gered heeft, schiet ik een selfie en deel het aan al m’n
facebookvrienden met bijschrift: “Lekker cruisen op m’n rollator in het
zonnetje!”