Saturday, June 02, 2012

De slag om Fort Zeelandia


Een brief is uitgelekt. Vorige week dook een brief in de Surinaamse media op, afkomstig van het Kabinet van de President (van directeur Eugene van der San) aan het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (aan directeur van Cultuur Stanley Sidoel). De brief bevat een actieplan van de regering Bouterse om Fort Zeelandia in te nemen.

In Fort Zeelandia, gesticht door de Zeeuwen aan het begin van de 17e eeuw, dat al eens veroverd is door de Britten in 1651, is sinds 2004 een museum gevestigd waarin de geschiedenis van Suriname wordt verteld. Er is aandacht voor de periode dat Suriname onderdrukt is door de Nederlanders middels de mensonterende slavernij. Maar ook de nabije geschiedenis met de onafhankelijkheid in 1975 en de Decembermoorden die in het complex plaatsvonden, hebben hun plek. Daarnaast is er ook ruime aandacht voor het cultureel erfgoed van inheemsen en marrons. Een degelijk museum zou je zeggen. Daar blijken de meningen sterk over verdeeld te zijn.

Naast het verkeersvrij maken van het terrein, zijn er enkele andere maatregelen in het plan van het Kabinet van de President terecht gekomen die de aandacht verdienen. Het uiteindelijke doel van het actieplan is om “het complex een nieuwe culturele invulling [te] geven, die past bij de inzichten van de regering”. De “culturele display van Suriname” moet erin gevormd worden. De regering zou bang zijn dat Fort Zeelandia, op steenworp afstand  van het presidentieel paleis, het Kabinet van de President en het parlement, een bedevaartsoord wordt voor mensen die anti-Bouterse zijn.

De argumentatie dat de gebouwen die Stichting Surinaams Museum beheerd, “ontruimd” moeten worden, is dat de oorspronkelijke reden, om het complex niet door de Staat te beheren , “niet langer valide is”. Op 26 april 1995 mocht de stichting de gebouwen in beheer nemen, omdat Suriname niet de financiĆ«le middelen had om de gebouwen te onderhouden. Nu die situatie veranderd is (ik weet niet in hoeverre dit werkelijk zo is), ziet de regering geen grond meer om Fort Zeelandia niet “terug in de schoot van het beleidscentrum [te] brengen”. De polemiek die in Suriname is ontstaan speelt zich af langs dezelfde lijnen als rond de Amestiewet: er is een groep dat voor het benadrukken van de scheiding tussen Nederland en de onafhankelijke Surinaamse natiestaat, zoals Bouterse dat vertegenwoordigt, en een groep dat minder nationalistisch is en meer waarde hecht aan een democratische rechtstaat; deze laatste groep kan zich nogal fel uitlaten over President Bouterse. Dit anti-kamp ziet in deze brief een wil bij de "Boutisten" manifesteren tot herschrijven van de recente geschiedenis. Daarnaast draagt deze groep aan dat "de geest van rechtszekerheid en behoorlijk bestuur" niet in acht is genomen door "willekeurig terzijde schuiven van gewekte verwachtingen."

In een brandbrief, van Oostindie en Van Kempen, "de uitgesproken vertegenwoordigers van het wetenschappelijk kolonialisme", aldus een felle verdediger van het regeringsstandpunt, "wordt met geen woord gerept over die duizenden executies die uitgevoerd zijn door de kolonisator, maar wel over de vriendschap die zou moeten bestaan tussen de ex-kolonisator en de ex-gekoloniseerde. En dat tekent hun campagne. Het is geen campagne voor een morele invulling van Fort Zeelandia. Het is een campagne voor een politieke invulling van deze historische locatie." Het koloniale verleden (maar ook de opvatting dat alles onderdeel is van een politiek, vuil spel) zit dusdanig verankerd in het denken van deze schrijver dat de genoemde intellectuelen, vanwege hun Nederlandse afkomst, zijn gediskwalificeerd om mee te praten over de gedeelde geschiedenis. Deze 'columnist', Sandew Hira, die gezien de inhoud van zijn 'column' nooit in het museum is geweest, poneerde vervolgens: "Het huidige museum in Fort Zeelandia is een Nederlands koloniaal museum. Suriname heeft ook behoefte aan een nationaal museum." Het museum zelf heeft via de media gereageerd op de ontruimingsbrief en deze column en slaat een strijdlustige, maar gematigde toon aan. Juist omdat het museum gevestigd is in Fort Zeelandia trekt het veel bezoekers, welke nagenoeg allemaal toeristen zijn; een eventuele verhuizing zou funest voor het voortbestaan van de stichting zijn. De wijziging van een bestemmingsplan heeft dus verregaande gevolgen voor het museum.

De vraag die overblijft is wie belang bij dit lek heeft. Nadat er tumult was ontstaan over het voortbestaan van het Surinaams Museum, sloeg de discussie om met veel polariserende opmerkingen; met name de directeur van het Kabinet van de President Van der San heeft de schijn gewekt dat hij het huidige museum anti-Bouterse vindt door lovend te schrijven over de hierboven geciteerde commentator Hira. Is het de regering die gelekt heeft? "Het plan is eenmaal op straat, laat het straatgevecht dan maar beginnen," aldus Van der San. Of koos het museum voor het publiek maken van de brief? Tot nu toe lijkt met name de regering baadt te hebben bij de gewenning bij het volk dat de regering Fort Zeelandia beheert. In het fort had, in de turbulente jaren ’80, toenmalig legerleider Desi Bouterse zijn kantoor. De visie van de desbetreffende minister of andere politici is op dit punt nog onbekend; alleen hoge ambtenaren, burgers en de museumeigenaar heeft gereageerd. Uiteindelijk moet nog blijken of de propaganda-soep net zo heet is als het in de toekomst zou moeten worden opgediend.